Zelfportret
portret deel 1
Het zelfportret komt niet in de klassieke oudheid voor. Dit komt doordat het afbeelden van de kunstenaar pas interessant wordt op het moment dat de kunstenaar meer wordt dan een ambachtsman. Naarmate de waardering voor het kunstenaarschap toeneemt, neemt ook de status van de maker toe. Vandaar dat in de renaissance, waar deze ontwikkeling voor het eerst zichtbaar is, de eerste zelfportretten ontstaan.
In de renaissance zijn twee soorten zelfportretkunst te onderscheiden. De eerste is het zelfportret als daadwerkelijke afbeelding van de schilder, zoals b.v. bij Leonardo da Vinci. Hier maakt de schilder een afbeelding van zichzelf, als studie, toonbeeld van eigen vaardigheid, prestige object voor een mecenas, of gewoon voor het eigen plezier. De andere is een zelfportret verwerkt in het kunstwerk, zoals Michelangelo doet op zijn fresco van het Laatste Oordeel in de Sixtijnse Kapel. Dit heeft een tweeledig doel. Ten eerste is het een grap voor ingewijden, die een extra dimensie aan het werk geeft. Ten tweede is het een manier om een boodschap over te kunnen brengen, door bijvoorbeeld een heilige op de schilder te laten lijken, zoals Michelangelo doet met zijn Laatste Oordeel, waar hij verschijnt in de huid van de heilige Bartholomeüs.
Tekst: Wikipedia